Toen ik naar het publiek keek, zag ik ontzettend veel aangeslagen gezichten. Wat zich op de gezichten van die mensen afspeelt is heel aangrijpend om te zien.

Interview Nicolaas Orie

“Toen ik naar het publiek keek, zag ik ontzettend veel aangeslagen gezichten. Wat zich op de gezichten van die mensen afspeelt is heel aangrijpend om te zien.”

Ik zat aan het begin van het schooljaar in 6 VWO. Kort daarvoor had ik namens mijn school meegedaan aan een verhalenwedstrijd. Mijn leraren dachten dat ik het ook wel leuk zou vinden om een toespraak te houden op 15 augustus.

Ik ben eerst boeken gaan lezen. Ik heb geen grootouders die de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië hebben meegemaakt. Dus ik kon niet putten uit familieverhalen. Ik wilde een persoonlijk verhaal vertellen. Het moest geen geschiedenisles worden. Toen las ik iets over de meerkleurigheid van de samenleving in Nederlands-Indië en hoe de mensen daar dat destijds ervoeren. In Nederlands-Indië leefden mensen van allerlei sociale klassen en kleuren met elkaar samen. Dat kende ik van mijn bijbaantje in een kleine buurtsupermarkt in Den Haag. Daar werken ook allerlei mensen van alle kleuren en verschillende klassen. Ik vertelde hoe we tijdens de pauze in de kantine grapjes maken over de vooroordelen die we over elkaar hebben.

Het moment van de herdenking zelf vond ik indrukwekkend. Tegelijk was ik ontzettend zenuwachtig. Je zit vooraan en als het jouw beurt is moet je naar het spreekgestoelte lopen. Je ziet dan nog niemand, want iedereen zit achter je. Ik durfde me nauwelijks om te draaien. Als je vooraan zit, zie je nog niet echt hoeveel mensen er op het veld zitten. Pas als je achter dat spreekgestoelte gaat staan, zie je pas echt hoeveel het er zijn. Toen ik naar het publiek keek, zag ik ontzettend veel aangeslagen gezichten. Terwijl ik in mijn hoofd bezig was met mijn tekst registreerde ik dat wel. Wat zich op de gezichten van die mensen afspeelt is heel aangrijpend om te zien.

De reacties op mijn toespraak waren wisselend. Online waren positieve reacties, maar er werd ook negatief gereageerd. Er was een man naar school gekomen die door mijn verhaal zo geëmotioneerd was dat hij mij een handje wilden geven. Maar er waren ook mensen die zeiden dat je dit soort leerlingen de speech niet moet laten doen, omdat ze de plank misslaan. Zulke wisselende reacties krijg je misschien wel sneller bij een verhaal waarin je een eigen ervaring voorop zet dan bij een familieverhaal. De mensen die zich in het verhaal herkennen vinden het een goed verhaal. Mensen voor wie dat niet geldt denken: Waar ging dit over?

Mijn deelname aan de herdenking heeft mijn belangstelling voor de geschiedenis gewekt. Ik denk dat deze herdenking nog wel tientallen jaren zal bestaan. Het is belangrijk om te herdenken zolang mensen nog steeds de impact voelen van de oorlog. Zij moeten daarvoor een moment hebben.

Daarbij denk ik dat het verhaal over Nederlands-Indië bij veel Nederlanders nog te onbekend is. We leren er op school relatief weinig over, terwijl het wel een belangrijk onderdeel van onze geschiedenis is. Het verleden kun je op verschillende manieren levend houden. Ik denk door een combinatie van herdenken met aandacht in de media en op school. Een mooie documentaire kan misschien wel meer bereiken dan een hoofdstuk in een schoolboek.

Sinds 1997 houden leerlingen van het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum te Den Haag op 15 augustus een voordracht bij het Indisch Monument. In een serie interviews blikken zij terug op dit bijzondere moment in hun leven. Nicolaas Orie hield zijn voordacht in 2011.
Tags: