Jésaja Gunawan

Ik denk dat wij als jeugd een taak hebben om de herdenking onder de aandacht te brengen.

Interview Jésaja Gunawan

“Ik denk dat wij als jeugd een taak hebben om de herdenking onder de aandacht te brengen.”

 

Ik zat in 5 havo toen ik mijn toespraak mocht houden. Ik ben van Indonesische afkomst.

Ik heb een Indonesische vader en een Indonesische moeder. Ik heb familieleden die de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië hebben meegemaakt. Mijn vader heeft zijn Indonesische paspoort ingewisseld voor een Nederlands paspoort. Mijn moeder heeft nog wel een Indonesisch paspoort.

Mijn opa heette Josephus Gunawan. Hij is in 1977 overleden, dus ik heb hem nooit gekend. Na de Tweede Wereldoorlog woonde hij met zijn gezin in verschillende landen. Toen ze in Italië waren mocht mijn vader kiezen of hij in Italië onderwijs zou volgen of in Nederland naar een Indonesische school zou gaan. Samen met een broer is mijn vader naar Nederland gegaan. Hij was toen vijftien.

Mijn opa en oma zijn nooit naar Nederland verhuisd. Mijn oma heette Jacoba Vroegop. Ze is in 2015 overleden. Ze was Nederlands, van gemengde komaf. Indisch ja. Mijn toespraak ging over mijn oma. Het was mijn eerbetoon aan haar. De vragen die ik voor haar had, heb ik aan mijn oudtante, een schoonzusje van mijn grootmoeder van vaderskant gesteld. Die heeft me haar herinneringen verteld. Dat maakte het voor mij een beetje duidelijker hoe mijn grootmoeder de vreselijke oorlogstijd heeft kunnen doorstaan.

 

Tijdens de voorbereiding was ik best zenuwachtig. Het is een nationale herdenking die op tv wordt uitgezonden. Ik realiseerde me dat ik goed moest presteren. Er zaten veel Indische mensen in te publiek. Die mocht ik niet teleurstellen.

Toen ik naar voren liep om te spreken was ineens alle druk weg. Ik dacht: wat kan me gebeuren? Ik ga het gewoon doen. Ik voelde dat mijn oma in mijn gedachten was om mij te steunen. Toen ze nog leefde zocht ik haar weleens op in Indonesië. Ze kwam ook regelmatig naar Nederland want haar hele familie woont hier.

 

Ik ga goed om met mijn moeders familie die in Indonesië woont. Maar als ik naar Indonesië ga merk ik dat er grote cultuurverschillen zijn tussen de familie van mijn vader en die van mijn moeder. Ik trek meer naar de familie van mijn vader, want die hebben westerse normen en waarden. Ik ben christelijk opgevoed. De familie van vaderskant is dat ook. Mij moeder is islamitisch opgevoed, maar om met mijn vader te trouwen is ze bekeerd tot het christendom.

Mijn ouders waren bij de herdenking. Ze waren heel trots. De Indonesische ambassadeur was er ook. Hij vond het bijzonder dat ik mijn familie bij mijn toespraak betrok.

 

Ik vind het belangrijk dat we op 15 augustus stilstaan bij het einde van de Tweede Wereldoorlog. Want Nederlands-Indië was toen nog Nederland. Het is belangrijk dat Nederlanders beseffen dat niet alleen in Europa een Tweede Wereldoorlog was, maar ook in Azië.
Ik denk dat wij als jeugd een taak hebben om de herdenking onder de aandacht te brengen. Ik heb in de aanloop naar 15 augustus veel interviews mogen doen. In mijn directe omgeving heb ik er ook veel over gesproken. Met vrienden met een Indonesische achtergrond, maar ook met Nederlandse jongeren. Laatst kreeg ik onverwacht complimenten bij de bakkerij waar ik een bijbaantje heb. Klanten hadden mij op tv gezien. Je hebt goed gesproken, zeiden ze. Je hebt het heel goed gedaan.

 

Sinds 1997 houden leerlingen van het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum te Den Haag op 15 augustus een voordracht bij het Indisch Monument. In een serie interviews blikken zij terug op dit bijzondere moment in hun leven. Jésaja hield zijn voordacht in 2019.
Tags: