Troostmeisjes

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden tienduizenden vrouwen gedwongen om als seksslavin ‘troost’ te bieden aan ‘eenzame’ Japanse militairen. Dat gebeurde in speciale bordelen waar de jonge vrouwen doorlopend werden misbruikt. In 1942 waren er al 400 militaire bordelen in Azië. Het ging om meer dan tienduizend jonge vrouwen. Ze werden in bezette gebieden uit kampen gehaald, op straat geronseld of opgepakt. Ook meisjes buiten het kamp waren niet veilig.Het maakte niet uit welke etnische achtergrond de vrouw had. Er was één voorwaarde: ze moest ‘mooi’ zijn.

 

Zo ook de Nederlandse Jan Ruff O’Herne. Zij werd net na haar 21ste verjaardag uit kamp Ambarawa gehaald. Vijftig jaar na de oorlog doorbrak zij moedig haar zwijgen. De meeste voormalige troostmeisjes durfden dat niet. Zij schaamden zich, zwegen en namen hun geheim mee hun graf in. Slachtoffers waren bang om niet geloofd te worden en om zelf als schuldige te worden aangewezen. In stilte betaalden zij de hoge prijs van dit ongewilde misbruik: angst voor seks, gynaecologische problemen, huwelijksproblemen, trauma’s. Hun klachten ontkennend of voor de buitenwereld afschuivend op andere oorzaken..

Vijftig jaar lang zweeg zij over wat haar als jonge vrouw van 21 was overkomen. Na berichten over hoe Bosnische vrouwen in de oorlog in voormalig Joegoslavië stelselmatig door militairen werden verkracht, realiseerde ze zich hoe de geschiedenis zich herhaalt. Toen ze kort daarop op tv zag hoe Koreaanse vrouwen tijdens een bijeenkomst in Tokio getuigden over de verkrachtingen en gedwongen prostitutie door het Japanse leger besloot ze hen te steunen en reisde ze naar Tokio om haar verhaal te vertellen.

Dat deed ze ook in het boek Fifty Years of Silence en in de gelijknamige documentaire die haar dochter Carol maakte. In de jaren daarna zette Jan Ruff-O’Herne zich in voor de rechten van vrouwen in oorlogstijd. Ze sprak in Japan, Nederland, Groot-Brittannië en in het Australische en Amerikaanse Congres. In 2001 werd ze onderscheiden tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Jan Ruff-O’Herne sprak zich uit tegen het gebruik van het woord ‘troostmeisjes’. ‘Ik hou niet van het woord troostmeisjes; daar ben ik heel duidelijk in. We waren geen troostmeisjes. We waren oorlogsslachtoffers die door de Japanners werden verkracht. […] De wereld moet dit weten. Verkrachting wordt nog steeds gebruikt als wapen in oorlogssituaties en dat moet voorkomen worden.’

Alleen haar man, een Britse militair, die ze na de bevrijding ontmoette wist van haar verleden. Met hem vertrok ze naar Engeland om een gezin te stichten. Na een aantal miskramen werd ontdekt dat ze door de vele verkrachtingen een operatie nodig had om kinderen te krijgen. Na de operatie werd ze moeder van twee dochters. In 1960 verhuisde het gezin naar Australië. In 2019 maakte haar kleindochter Ruby Challenger een korte film over het leven van haar grootmoeder. Daarin vertolkte Ruby zelf haar oma op jonge leeftijd.

Jan Ruff-O’Herne werd op 18 januari 1923 geboren in Bandoengan, Nederlands-Indië. Ze overleed op 19 augustus 2019 in Adelaide, Australië op 96 jarige leeftijd.

Bekijk hier een reportage voor de Australische televisie waarin Jann-Ruff O’Herne haar verhaal vertelt.

De documentaire Fifty years of silence is tegen betaling te zien op vimeo.