Romusha’s

Vanaf 1943 draait de Japanse oorlogsindustrie op volle toeren. Romusha’s of dwangarbeiders worden ingezet om het grote tekort aan arbeidskrachten aan te vullen. Het dichtbevolkte Java is in de ogen van Japan het arbeidsreservoir. De schattingen over het aantal ingezette romusha’s lopen sterk uiteen: van 4 miljoen tot ongeveer 10 miljoen.

Zij komen onder meer terecht in de scheepsbouw, bij de aanleg van spoorlijnen en vliegvelden en de mijnbouw. Ongeveer 300.000 van hen worden buiten Java tewerkgesteld, bijvoorbeeld bij de aanleg van de beruchte Birma-Siamspoorlijn. De onttrekking van arbeidskrachten aan het platteland gaat tevens ten koste van de voedsellandbouw met als gevolg hongersnoden voor de bevolking van Java.

De Japanners behandelen de romusha’s onmenselijk. De zeer slechte arbeidsomstandigheden, de minimale voeding en het ontbreken van medische verzorging leiden tot een hoog sterftecijfer. Precieze cijfers zijn onbekend, maar bekend is dat het sterftecijfer bij de spoorlijnen in Sumatra en Birma-Siam rond de 80% lag. De doden worden in massagraven begraven. Na de Japanse capitulatie worden de romusha’s aan hun lot overgelaten en vormen de laatste groep die in aanmerking komt voor terugkeer naar Java. Deze uitgemergelde jonge romusha wacht in Nieuw Guinea om eindelijk naar huis te worden gebracht.

Mohamed Nur (voormalig romusha)

Bijna elk dorp op Java was verplicht een aantal mannen af te staan aan de Japanse oorlogsindustrie. De omstandigheden waaronder deze romusha’s (Japans voor ongeschoolde arbeider) moesten werken grensden aan slavernij.

Mohamed Nur was een van de dertien inwoners uit het dorp Menkoput op Sumatra die door de Japanners werden weggehaald. Samen met zijn vader en zijn broer werd hij tewerkgesteld aan de Pakanbaroe-spoorweg. Van de dertien dorpelingen keerden er slechts zes terug naar hun dorp. Zeven vonden de dood. Ook de vader en broer van Mohamed Nur overleefden het niet. Zij verdwenen en kwamen nooit meer terug.

Voor zijn fotoboek Sporen van oorlog/Traces of War fotografeerde en interviewde Jan Banning 24 overlevenden van de Birma- en de Pakanabaroe-spoorweg. Onder hen ook acht voormalige romusha’s.

Foto: Jan Banning